maandag 14 mei 2012

DOODGRAVER IN DE ZON



"Vanochtend is hier een begrafenis geweest, kijk hierachter mij liggen de bloemen nog. Je hebt familiegraven en huurgraven.  Je ligt met drie kisten boven elkaar, de diepste op twee meter tien, dat is wel diep graven. Als je een huurgraf kiest, dan kan je met vreemden komen te liggen. Het is maar net wat je wil."

"Normaal zie je dit werk niet, he? Als de kist zakt, gooit men allemaal een schepje zand en dat was het. Maar als de mensen terugkomen, dan ligt er een mooi graf met monument."

"Ik doe dit nu drie jaar en ik ga altijd opgewekt naar mijn werk. Anders moet ik er ook mee ophouden, vind ik. Ik woon zelf niet hier, ik woon in het Westland, dus gelukkig ken ik deze mensen allemaal niet. Zelf wil ik ook begraven worden, maar niet hier, ik kom hier niet vandaan. Triest word ik er niet van, nee. Het is het laatste wat je voor mensen doen kan, dat is toch mooi? En deze vrouw was negentig.." 

Hij glimlacht, houdt zijn hoofd een tikje schuin en haalt zijn schouders op. 

dinsdag 1 mei 2012



OOK MAAR EEN MENS

Ze vallen niet eens zo op, de zusters Augustinessen van het klooster in hartje Utrecht. Midden tussen het slenterende Koninginnedagpubliek en de kleedjes met tweedehands handel, staat Bartholien in haar nonnenkostuum. Ze verkoopt christelijke prentjes en keuvelt ontspannen met een vrijwilligster van het klooster.

“Er is een man, nog ouder dan wij, hij was lijstenmaker en maakt nu kleine lijstjes voor ons. Daar zoekt een andere zuster mooie afbeeldingen bij en die verkopen we dan voor het goede doel. Ziet u iets moois voor uzelf tussen onze waar?”

“Wij wonen hier met alleen maar vrouwen. Er is een groep van twaalf en een groep van achttien. We delen dezelfde ideologie en leven samen in het gebed. Er zijn hier geen jonge vrouwen nu. Maar wij zijn natuurlijk wel jong geweest, hè? Ik was een meisje van zestien, toen wilde ik al non worden. Sinds 1960 zit ik in het klooster. Je geeft je leven. Na de opleiding, of meer een vorming eigenlijk, stap je er niet zo gauw meer uit.”

“Of ik een gezinsleven heb gemist? Ik ben niets tekort gekomen, ik houd erg van kinderen, maar wij hebben veel contact met elkaar en met allerlei mensen. Wij zijn er voor iedereen. Maar ik ben natuurlijk ook maar een mens, met gevoelens als ieder ander.”